Het voelt een beetje als een coming-out, om te schrijven over mijzelf als schrijftolk. Ik geloof dat je alleen goed kan schrijven als je dit schaamteloos doet, zonder scrupules en angst voor wat mensen er van zullen denken. De vraag is of dit überhaupt kan met zo’n beroep.
Ik tolk voor mensen die anderen beter willen verstaan om gewoon mee te kunnen doen. Op school, in de kerk, op een verjaardag. Was het maar gewoon, dan hoefde ik niet zo op mijn woorden te letten. Maar dat is het niet. Woorden als gehandicapt en gehoorverlies zijn beladen voor veel mensen. Ook een begrip als ‘doofblind’ dekt de lading niet; zoveel mensen, zoveel soorten en gradaties van horen en zien. Als dat meedoen gewoon was, dan zou de audicien niet voortdurend reclame maken voor onzichtbare hoortoestellen. Dan was gebarentaal in de wet en het dagelijks leven een taal zoals Frans of Spaans. En het belangrijkste: dan zou iedereen met gelijke capaciteiten en motivatie evenveel kans maken op een baan of een gesprek aan de talkshowtafel. Dan was het niet zo’n gevecht voor sommigen om gehoord te worden.
Maar er zijn meer redenen wat het lastig maakt. Ik word als tolk geacht om een neutrale houding aan te nemen. Dit houdt in: neutraal te zijn qua uiterlijk, niet deel te nemen aan de situatie, een gepaste afstand houden tot de tolkgebruiker, neutraal te reageren op de inhoud van situaties, me bewust te zijn van mijn eigen normen en waarden en te voorkomen dat die van invloed zijn op de tolktekst (artikel 4.4 van de Beroepscode).
Stel dat ik wil schrijven over mijn gloednieuwe ‘stiltedoos’. Ik kan schrijven:
‘Sinds vorig jaar heb ik een stiltedoos. Dit is een rechthoekige constructie van piepschuim en polyesterhars die ik in elkaar heb gezet om te kunnen tolken in situaties waar men last heeft van het geluid van de Velotype. Denk aan een kerk met een behoorlijke galm. Ik schuif de doos over mijn toetsenbord; dat scheelt 6 decibel’.
Heel neutraal, maar veilig en ook een beetje saai. Dan het andere uiterste:
‘Het was een rotklus om dat ding in elkaar te zetten. Op 8 januari heb ik het bij mijn klant Pietje Puk uitgeprobeerd in gesprek met zijn psych. Wat was ik blij dat ik zo stil typte terwijl Pietje vertelde over de voors en tegens van suïcide door op het spoor te gaan liggen. Ik hoop dat hij het niet doet! Zelf heb ik er ook wel eens over nagedacht, maar daarover later meer’.
Je voelt meteen: helemaal fout. En toch krijg ik als tolk te maken met dit soort gevoelige informatie. Niet zo vreemd dat sommige mensen moeite hebben met een buitenstaander die bij het gesprek aanwezig is.
Wat ons brengt bij het volgende: de zwijgplicht. Als tolk moet ik alle informatie voorafgaand, tijdens of na een tolkopdracht vertrouwelijk behandelen. De tolktekst verwijder ik van mijn computer, tenzij de klant deze wil hebben en alle partijen daarmee instemmen. En na ontvangst verwijder ik die uiteraard alsnog (artikel 7, Beroepscode).
De tolkenwereld en dovengemeenschap is klein. Veel tolkgebruikers kennen elkaar en hun tolken en andersom. Zelfs al fingeer ik al het andere, dan kan de functietitel van een klant al naar hem te herleiden zijn of de plaatsnaam van de tolklocatie. Ik zit wat dit betreft dus het liefst aan de veilige kant. Tot ergernis van mijn ouders, die wel héél benieuwd zijn voor welke politieke partij ik nu weer heb getolkt.
“We kennen die mensen toch niet”.
“Nee, jullie niet, maar vriendin Y misschien wel. Er zijn 37 partijen en ik heb er voor 5 getolkt inmiddels. Kies zelf maar”.
Valt daar wel over te schrijven zonder mijn neutraliteit te verliezen? Ik geloof van wel, aan de hand van de volgende principes:
- Ik focus me vooral op mijn eigen ontwikkeling als tolk.
- Niets moet te herleiden zijn naar individuele belanghebbenden zoals (potentiële) tolkgebruikers of tolken, tenzij met voorafgaande toestemming van de desbetreffende persoon. Om dit te kunnen waarborgen:
- neem ik zo veel mogelijk diverse type opdrachten aan van veel verschillende tolkgebruikers;
- schrijf ik primair over zaken in het algemeen, mensen in groepen, universele thema’s;
- fingeer ik waar nodig bij het beschrijven van concrete situaties;
- laat ik soms tijd zitten tussen een gebeurtenis en het hierover schrijven;
- Ik schrijf altijd opbouwend, constructief met de intentie om zaken te verhelderen of te verbeteren;
- Feedback of kritiek neem ik ter harte door hier tenminste bewust bij stil te staan en op te reageren.
Aanvullingen zijn welkom!